Voorbeeld
3 november 2023
Allerzielen. Storm Ciarán trok door het land en door heel Europa. Het dodental steeg die avond exponentieel. Het was iedereen aangeraden toch vooral binnen te blijven. El en ik waren bij die Utrechtse boekenbar, als de twee nieuwe afgezanten van de redactieraad van het Hollands Maandblad. De hoofdredacteur zou die avond worden gelanceerd. Hij had het plan opgevat de boel een beetje te verjongen. Er moest een frisse wind waaien. Dus had hij - in zijn eerste hoofdredactionele commentaar - vooral de jongere generatie aangespoord werk op te sturen naar het literaire tijdschrift. Er zouden vanavond enkele schrijvers en dichters optreden die in dit Allerzielen-nummer hadden gepubliceerd. Een handjevol publiek had het gewaagd hun warme woonkamer te verlaten om naar de voordrachten in het boekwinkeltje in een uithoek van Utrecht te komen luisteren. Het werd een intiem avondje.
Vlak voor aanvang woei de deur wagenwijd open. Met een klap, kan ik wel zeggen. Een windhoos moet er mede voor gezorgd hebben dat die deur met deze kracht openklapte.
In de deuropening stond een oudere dame met een lichtbruine wollen shawl om haar hals. 'Goedenavond, hier ben ik!' zei ze. ‘Uit Maastricht gekomen.’
Grijs opgestoken haar. Donkere ogen. Een zachte, maar scherpe blik. Eenentachtig jaar oud, zou later blijken. Dichteres. Ze was, alleen voor het bijwonen van deze literaire avond, in de trein gestapt en vanuit Maastricht naar Utrecht afgereisd. Die storm, poeh! Ze overdrijven ook altijd!
In een paar passen was ze bij de nieuwe hoofdredacteur en stelde zichzelf voor als Emma. Ik had haar naam op bijna alle Hollands Maandbladen zien staan die ik de afgelopen tijd had ingezien. Maar tot mijn schande kende ik haar poëzie niet. Ik dacht zelfs dat ze een jonge dichter was, geboren begin jaren negentig of zo.
‘Ik ben zeker niet jong,' hoorde ik haar tegen de hoofdredacteur zeggen. ‘Maar ik ben toch gekomen. Het is belangrijk dat ik hier ben.'
De hoofdredacteur gaf haar een kopje koffie en knikte.
‘Onderschat de ouderen niet, hoor,' zei ze. ‘Het is ook belangrijk wat wij te zeggen hebben. Je moet ons nooit onderschatten.'
En toen begon de avond. Want zij was binnen. De frisse wind zelf.