Schrijf stukjes!

4 oktober 2023

Het zweet staat op mijn rug van het zware trappen. Mijn racefiets ging vandaag ineens kapot. Dus zwoegde ik de halve stad door op de reserveomafiets. Met zachte banden. Zonder licht. 
Het is kwart voor elf 's avonds. Ik heb daarnet weer een nieuwe groep cursisten aangemoedigd om toch vooral dagelijks stukjes te gaan schrijven. ‘Schrijf stukjes!' zei ik. ‘Zoiets moet je gewoon gaan doen. Schrijf! Vergeet die stem in je hoofd die zegt dat het niets is! Luister er niet naar. '
Ik ben goed in het enthousiasmeren van anderen. 
De omafiets leg ik tegen het witte bankje voor mijn huis. Er brandt nog licht, zie ik. Zodra ik de voordeur opendoe, hoor ik het scherpe, droge hoestje van mijn achttienjarige al. Daar gaan we weer. Als zij ‘s nachts hoest, lijkt het alsof ze naast me ligt te hoesten. Soms is het net alsof we hierbinnen, in ons kleine huisje, met z'n drieën een groot levend organisme zijn. Daar wil ik nog een keer iets over schrijven. Voor het voorbij is.
‘En hoe is het hier vanavond allemaal gegaan?’ vraag ik. 
Ze staat wijdbeens, in haar oversized broek, op het berbertapijt. Hoestend. Haar navelpiercing trilt ervan. Haar ogen liggen diep in haar kassen.
'Heb je nog wiskunde met je zus geoefend?'
'Ja, maar ik moest steeds hoesten.' Er volgt een opsomming van allerlei pijntjes, lichamelijke ongemakken en dan komen de dingen die ze binnenkort af moet hebben, moet printen, mee moet nemen. Ik neem een hap van de lauwe linzenpasta die nog op het fornuis staat.
‘Ik denk dat jouw lijf je wil zeggen dat je het even rustig aan moet doen,'  zeg ik met volle mond. ‘Je lichaam geeft het aan.’
‘Maar wannéér dan?’ zegt ze. ‘Dat kán helemaal niet!'
‘Geen feestjes deze week bijvoorbeeld?'
Met mijn jas nog aan, mijn rugzak nog om, sta ik, gebogen over het aanrecht, als een malle, die hele wokpan leeg te lepelen. Terwijl ik van plan was om ‘s avonds voortaan niets meer in het mondje te stoppen. De laatste tijd heb ik volgens mij last van vraatzucht. Vraatzucht. Mijn dochter praat en hoest en praat.
Het is ook niet niets om van het ene op het andere moment ‘volwassen’ te zijn. Om geen ‘school’ meer te zeggen, maar ‘uni.’ Om geen ‘les’ meer te hebben, maar ‘college’. Om tot diep in de nacht te feesten met nieuwe studiegenoten. Om iets van een relatie te hebben. Om te weten hoe je wil leven.
Het is voor mij ook gewoon even zoeken hoe ik met een andere volwassene in huis om moet gaan. Zoals ik tegenwoordig ook niet altijd meer weet hoe ik me het beste tot mijn dertienjarige kan verhouden die, in haar leeftijdsfase, vaak wegens verbouwing gesloten schijnt te zijn.
Je moet ook echt een beetje holistisch denken,’ zeg ik nu tegen mijn achttienjarige. ‘Lichaam en geest. Samenhang. Bla bla bla. Alles is met alles verbonden, weet je nog?’
‘Ja. Ik heb morgen snijzaal.' 
‘Snijzaal? Moet je dan in een lijk snijden?’
‘Ja, maar ze leggen een doek over het hoofd.'
‘Wat vind je ervan dat je dat morgengaat doen? 
Ze haalt haar schouders op. ‘Het zijn geprepareerde lijken, hè.'
‘Nou ja, het zijn wel mensen natuurlijk. Geprepareerd of niet.'
Ik kijk haar aan. Ik zie een zaal vol lijken voor me met doekjes over hun hoofden. Mijn hoestende achttienjarige ernaast, in een doktersjas. 
‘Het zal in elk geval wel erg koud aanvoelen,' zeg ik.
‘Ja,’ zegt ze.

 

 

 

deel deze pagina