Nestgeur

20 maart 2025

Mijn schoonzus en ik zaten achterin de tuin in het zonnetje. Zij had mijn nichtje Esje (5 weken) in een dekentje tegen zich aanliggen en was haar aan het voeden. 
Af en toe werd er even niet gedronken, en dan keken Esje en haar moeder elkaar minutenlang zwijgend aan. Het was een even intense als ondoorgrondelijke blik. 
Hieruit bestonden de aaneengeregen dagen en de nachten van deze moeder en dochter nog. Elkaar diepgaand bestuderen. Blikken uitwisselend vanuit een gedeeld universum. 
Eén blik op mijn telefoon vertelde me dat Deetje (14) zich op dit moment keurig netjes op school bevond en dat Jeetje (19) maar twee kilometer bij me vandaan zat. Op haar kamer. In de studentenflat. Thuis. In haar eigen leven.
‘Dit was de tweede nacht dat ze daar sliep,'  zei ik. ‘We zitten in een iets andere fase.'
Mijn schoonzus legde Esje aan haar andere borst en zei dat ze al tranen in haar ogen kreeg bij het idee dat deze wurm ooit het huis uit zou gaan.
‘Dat kun je je nu ook niet voorstellen,' zei ik. 
Ze waren nog één. De keren dat ik Esje vasthad, viel het me al op hoezeer dat hele lijfje onder mijn handen - elke cel van haar- zich in de richting van haar moeder begon te manoeuvreren, zodra die begon te praten. Het hoofdje draaide. De ogen gingen wijdopen. Alles in die baby wees één kant op.
Ik vertelde mijn schoonzusje het verhaal van de osteopaat die een baby met ernstige slaapproblemen had geholpen door de moeder een gebruikte onderbroek van haarzelf in de wieg te laten leggen. De baby zou zich volgens hem veilig moeten voelen bij die geur. De ouders die ten einde raad waren, hadden het advies opgevolgd. Sindsdien sliep de baby goed.
‘Misschien een onderbroek van jou naar Jeetje brengen,'  zei mijn schoonzus. ‘Als ze niet kan slapen.’

deel deze pagina