Mijn helper

16 november 2023

In NRC staan drie rouwadvertenties van ene Reinier. Ik weet - gek genoeg - meteen om wie het gaat. Het is de onbekende Reinier van wie ik twee keer - op cruciale momenten in mijn leven - een steuntje in de rug kreeg. 

Het is de man van wie ik -  zeven of acht jaar geleden  - een foto ontving met daarop de woorden Elke is leuk!  heel groot in de sneeuw geschreven. Met een sneeuwschuiver gemaakt op Het Rode Plein. Afzender Reinier. Deze Reinier was met zijn cameraploeg in Moskou, schreef hij achterop de foto. Het bericht Elke is leuk! viel op Valentijnsdag bij mij op de deurmat. (Het is nog steeds een raadsel hoe hij aan mijn postadres kwam) In die tijd was ik columnist van Trouw en schreef ik wekelijks over mijn scheiding waar ik - tegen wil en dank - middenin zat.
Ik weet nog dat ik me op dat moment juist heel erg niet leuk voelde. Zelfs de aardigste en geduldigste man op aarde, - namelijk mijn echtgenoot - kon het absoluut niet meer volhouden nog één seconde langer in mijn buurt te zijn. Ik kan wel zeggen dat ik toen op een dieptepunt verkeerde. Het berichtje van Reinier was de aanmoediging die ik nodig had om weer op te gaan krabbelen.

Een paar jaren gingen voorbij waarin Ik nog wel van jou was uitgekomen, ik naar een ander stadsdeel was verhuisd, een nieuwe relatie had gekregen, en het lef maar niet kon vinden om mijn volgende boek te gaan schrijven. Wie zit dáár nou op te wachten? bleef ik maar tegen mezelf zeggen. 

Dit schreef ik in 2021 in een essay in Trouw:
Een week geleden trapte ik de Schellingwouderbrug op, tegenwind natuurlijk, toen er een oudere man naast me kwam fietsen. Hij glimlachte en zei mijn naam. Ik glimlachte terug, fietste wat harder om hem af te schudden. De man bleef maar in hetzelfde tempo met me meefietsen. Met zijn zwarte fietshelm op. Het was natuurlijk ooit een cursist van mij geweest, wiens gezicht ik buiten het klaslokaal niet meer herkende.
‘Ja! Nú zie ik het ook!’ riep ik uit. ‘Sorry, komt door die helm denk ik.’
‘Nee, jij kent mij niet hoor,’ lachte hij. ‘Maar ik ken jou wel!’
‘U kent mij?’
Hij knikte. Hij vertelde dat hij al jaren niet meer gehuild had totdat hij mijn boek las. Hoe belangrijk Ik nog wel voor jou voor hem was geweest. Hij herkende er zijn verhaal in. Hij complimenteerde mij met mijn oprechte schrijven. Uit het niets werd ik aangemoedigd om er toch vooral mee door te gaan, - hij vermoedde dat het moeilijk was na zo’n boek om nu iets nieuws te schrijven - en zodra we de brug over waren, verdween hij even plotseling als hij was gekomen. 
Het leek of de wind ineens was gedraaid. Met een onzichtbare hand in mijn rug, vervolgde ik namelijk mijn weg. Er hoeft er maar één te zijn, dacht ik. Eén lezer voor wie je het verschil maakt. Dat is alles. 

Deze man bleek dus Reinier. Hij mailde me naar aanleiding van bovenstaande publicatie in Trouw. Hij herkende zichzelf in de man. Ik besloot geen koffie met hem te gaan drinken. Wel schreef ik met hernieuwde moed verder aan mijn nieuwe boek  Wie is die vrouw? kwam aan het eind van dat jaar uit. 

Toevallig was mijn magische helper een paar dagen geleden nog door mijn hoofd geschoten. Op de een of andere manier leek het me weer eens tijd om een levensteken van hem te ontvangen. En nu is hij dus overleden, lees ik, aan een kort ziekbed.
 

 

deel deze pagina