Een nachtmerrie
25 oktober 2023
Ik zat op de bank in de kamer met mijn vriend te kletsen, toen het - pats - gebeurde. Ik werd - floeps - weggezogen. Ik herkende het gevoel dat daarbij komt kijken meteen. Van vroeger. Vlak voordat ik een epileptische aanval kreeg, was er altijd eerst die onbeschrijflijke angst.
Vannacht spatte ik ook - poef - in honderdduizend deeltjes uiteen.
O, ik ben natuurlijk in Gaza! zei één deeltje van mij. Dit is een bombardement. Ik ga dood.
Een ander deeltje fluisterde: O, help dit is een bevalling. Ik ben aan het bevallen. Een tsunami, bloed, draaikolken.
Een volgend deeltje wist: O, jee. Middenin de baarmoeder zit ik. Ik ben het bevruchte eicelletje dat wordt uitgedreven. Logisch.
Ik probeerde mij steeds opnieuw vast te grijpen. Aan alles. Mij niet mee te laten sleuren met de zwarte modderstromen.
Je moet het laten gebeuren, dacht weer een deeltje van mij. Je moet je overgeven. Je hebt geen keuze. Verzet je niet.
Ik verzette me niet. Ik werd een ballon die opsteeg met een vlammetje eronder. Ik werd het vlammetje dat de ballon deed opstijgen. Uiteindelijk werd ik een flakkerend kampvuurtje. Op een wolk van zwarte rook hing het vuurtje nu hoog in de lucht. Al bij de bovenste boekenplank. Bijna tegen het plafond.
Vanaf daar zag ik (het vuurtje dus) nu ook ineens mijn vriend en mij samen zitten op de bank. Hij hield mij vast bij mijn armen en keek me aan. Ik pakte hem vast.
‘Au!‘ riep hij. ‘Je knijpt.'
‘Ga ik nu dood?’ vroeg ik. 'Ik ga dood. Maar de kinderen zijn nog niet groot. En het is overal een troep.'
‘Ik hou je vast,' zei hij. ‘Je blijft hier.’