De vogelaar

Vannacht gebeurde er dit. Mijn oudste dochter zei tegen mij dat ze een man was tegengekomen in de polder achter ons huis.. Ik wist - gek genoeg - meteen wie ze bedoelde. Het was alsof ik een paar seconden door haar ogen keek. Alsof ik heel even écht in haar huid was gekropen.
Ik was de man daar zelf, nog niet zo lang geleden, ook tegengekomen. Met zijn verrekijker en zijn halflange grijze haar. Hij bleek tegenwoordig met zijn vrouw  bij ons om de hoek te wonen.
‘Het was de vogelaar,’ zei ze.
‘En wat vond je van hem?’
Ik vertelde mijn dochter dat de vogelaar een ex van mij was, en dat ik benieuwd was naar wat ze van hem vond. Zo achteloos mogelijk zei ik dat. Ik probeerde mijn nieuwsgierigheid niet al te erg te laten blijken. Maar toch benadrukte ik dat ik het zo leuk vond dat ze hem was tegengekomen omdat zij nu ook precies achttien was. Net zo oud als wij toen waren, de vogelaar en ik, toen we verkering hadden. Maar misschien was ik vooral benieuwd naar wat hij van haar zou vinden? Zou hij zich in de tijd teruggeworpen hebben gevoeld? Zou hij bedenken dat dat mijn dochter was? En niet ik?
‘Het was eigenlijk meer een archetype,’ zei mijn oudste dochter toen. ‘Niets persoonlijks.’
‘O natuurlijk,' zei ik, ‘een archetype.’  Al begreep ik helemaal niet wat ze daarmee bedoelde. 
Ik nam me stilletjes voor om mijn ex de volgende ochtend - zodra ik wakker was - meteen te appen om te zeggen dat hij mijn dochter tegen was gekomen. Onlangs. In de polder.  Mijn dóchter! Hoe verzin je het, hè? 
 

 

deel deze pagina