NRC Recensie Wie is die vrouw?
9 juni 2022
Als na de scheiding blijkt dat er wél een ander in het spel was
Elke Geurts Vijf jaar geleden schreef Elke Geurts al een autobiografische roman over haar scheiding, maar dat verhaal krijgt een venijnig staartje in Wie is die vrouw?
deel deze pagina
Standaard elke ochtend naast elkaar wakker worden, bij Oud en Nieuw vanzelfsprekend weten wie je als eerste kust, je met z’n twee vergapen aan je gezamenlijke kroost van de wieg tot aan de tijd dat ze groot zijn, samen optrekken van je late jeugd tot aan de (liefst ook late) dood: zo zou het wezen, zo zou het gaan. Of niet. In het in 2017 verschenen Ik nog wel van jou, een autobiografische roman van Elke Geurts (1973), wordt de hoofdpersoon, een schrijver, plotseling verlaten door haar man. Hij wil weg, zij het bij nader inzien wel schoorvoetend en draaikonterig. Zij wil voortzetten wat, toch zeker niet zomaar, ooit begon en al zo lang, haast een kwart eeuw, gaande is. Waarom de man zo nodig wil vertrekken, bleef nogal de vraag. De vrouw was te weinig beschikbaar geweest, ze zocht te weinig verbinding, tot hij niet meer wilde, zoiets. Vaag. Er was geen kaper op de kust, geen andere vrouw in beeld, al was de hoofdpersoon daar wel bang voor en hield haar omgeving haar dat ook aldoor voor. Nietes, zei de man, al kreeg hij na verloop van tijd wel een vriendin.
En nu is het vijf jaar later en verschijnt er een vervolg op Ik nog wel van jou: Wie is die vrouw?Aha, dus toch: ‘die vrouw’ bestond wel degelijk. En niet pas nadat de scheiding zich voltrok: ze was er al jaren en jaren, ook tijdens de relatie al. Ontgoochelend. Tot overmaat van ramp blijkt ‘die vrouw’ twee jaar lang ook in het beroepsleven van de hoofdpersoon griezelig nabij te zijn geweest: ze was leerling op de schrijfopleiding waar die doceerde. Elke Geurts maakt de schrik en woede omtrent dit alles invoelbaar, wat bijzonder is, want haar hoofdpersoon doet er juist kranig alles aan om los te laten, te verzoenen, te vergeten en te vergeven (al wil ze de nieuwe vrouw, oké, soms wel ‘recht door haar buik’ spietsen, ‘als een sateetje’). Zij vaart zelf intussen een nieuwe koers, ‘van mijn vorige naar mijn volgende leven’, met de wind in de zeilen. Een nieuw huis, een nieuwe vriend, opluchting, geluk, een hervonden evenwicht, ja heus: het is er allemaal. En tegelijkertijd ook niet, want ze ziet spoken. Wie is die vrouw? Wie was die man, de ex?
De wijste zijn
Kun je iets of iemand missen die je zelf verzon? In hoeverre kun je een ander überhaupt ooit kennen? Is het prettig om altijd begripvol te zijn? Erboven te staan, de wijste te zijn? Is een dergelijke instelling sterk, leidt dat tot vergeving? Of moet je eerst woede durven voelen, de haat en de wrok? Het zijn wezenlijke vragen die Geurts in haar nieuwe boek stelt, en ze onderzoekt de mogelijke antwoorden, net als in Ik nog wel van jou, op een literaire manier. Ze splitst haar hoofdpersoon, die op zich al een afsplitsing van haarzelf is, op in allerlei figuren die ze kan, moet en wil zijn.
Geraffineerd en soepel, vaak ook geestig, wisselt Geurts van perspectief, al gaat het aldoor over een en dezelfde figuur. Door de ik-figuur niet steeds als ‘ik’ aan te duiden, maar als ‘de schrijver’, ‘de moeder’ of ‘de vrouw’. Of door het verhaal een tijd lang in een jij-vorm te gieten, wat extra onthutsend onthult hoe vervreemd je je voelt als iemand, en dan nog wel die Ene Iemand, je laat barsten. Hoe je de grip kwijt bent, hoe bang en alleen je bent, hoe je afdaalt in een put van schaamte, en dat tracht te ontkennen: ‘Je wandelde echt niet elke dag [...] naar het plantsoen voor bejaardentehuis ZorgSaam. Om daar [...] naar het pakje Lucky Strike te zoeken dat je [...] zelf hebt verstopt. Je was [...] totaal niet eenzaam. Je was allang niet meer afgesneden van je gevoel, had de therapeut je verteld. [...] De waarheid was dat iedereen op den duur bij je wegging, omdat ze je zat waren.’
Op andere momenten deinst de hoofdpersoon als het ware nog een stap verder weg van zichzelf, dan heet de ik-persoon ‘de vrouw’. Het geeft de vervreemding een extra twist en maakt dat het boek het puur particuliere overstijgt: ‘Ze kon zich niet voorstellen dat dit echt aan het gebeuren was. Dat dit geen verhaal was dat ze zelf verzon.’ Intussen is dat – hoe waargebeurd dit alles in het leven van Elke Geurts ook is – natuurlijk precies wat je leest.
Worstelende dochters
Heel schrijnend zijn ook de passages waarin de ik-figuur vooral ‘de moeder’ is. Met lede ogen ziet zij de pijn en het geworstel van haar dochters aan, veroorzaakt door de scheiding. Ze willen aldoor dat beide ouders weer ‘thuis’ komen, waar de ouders intussen uitgroeien tot kennissen. Mooi is ook hoe de besognes van de meisjes zelf, voor het eerst verliefd worden bijvoorbeeld, gaandeweg weer steeds meer ruimte krijgen. En Geurts vangt bovendien de problematiek van de ‘bonusfamilie’: wat er gebeurt als wat resteert van een gezin raakt opgescheept met de rest van een ander gezin. Geurts toont niet alleen haar hoofdpersoon, maar ook de mensen rondom haar, de nieuwe vriend bijvoorbeeld, in velerlei gedaanten. Niets en niemand is eenduidig. Er is geen goede en kwade pier.
Wat minder goed werkt, en de constructie verstoort, is het noemen van en citeren uit andermans boeken dat de hoofdpersoon doet. Er worden zelfhulptitels genoemd – ja, aanbevolen – als Liefde geven, liefde ontvangen van John Welwood of Het wonder van vergeving van Willem Glaudemans, boeken die echt bestaan. Op zulke momenten doorbreekt Geurts de fictie te veel, dan slaat haar eigen boek door richting eerste hulp, tips bij het proces van scheiden. Waar het voor het overige ook boeiend is wanneer je dit alles niet mee hoeft te maken.
De titel van het boek, Wie is die vrouw?, slaat uiteindelijk niet op de ‘nieuwe’ vriendin van de ex, maar op de hoofdpersoon zelf in al haar hoedanigheden en in alle tijdvakken van haar leven, van de wieg tot nu toe (‘een vrouw van middelbare leeftijd’). In een poging grip te verkrijgen op wat er van haar geworden is, zet Geurts alles op losse schroeven. Ze stelt vragen en suggereert antwoorden, maar zet nadrukkelijk niets eenduidig vast, ze maakt juist los, woelt om. Ze hecht niets af, tot en met de laatste zin van het boek. Iemand wenst de hoofdpersoon veel plezier op reis. ‘Dat zal wel lukken’, antwoordt ze. Hopelijk.