Mee in de chaos

19 april 2024

Elke Geurts kampt met een cursist die uitspelt hoe geweldig ze vroeger in bed was

 

schaduwcolumn

Graaiend in de vuilnisbak beseft Elke Geurts hoeveel ruimte ze inneemt met haar chaos

Het is al bijna één uur nachts en mijn 18-jarige dochter en ik staan voor de voordeur onder een lantaarnpaal, in een volle vuilniszak te graaien, als twee wilde vrouwen, op zoek naar haar verdwenen antibioticapillen.

Ik op sokken en met leesbril, zij op badslippers. Plastic tassen om onze graaihanden.

Achter alle ramen is het donker. De straat slaapt al.

Ik ben zo moe. We hebben ons huisje al tig keer doorzocht. Maar ik moet nu nog doorzoeken van mijn dochter. Als ze die antibioticakuur niet af kan maken, gaat alles mis. Die pillen moéten toch ergens zijn, of niet mama? “Of hebben we soms een zwart gat in huis?”

En volgens haar moet ik ze wel ‘per ongeluk’ hebben weggegooid. Wie heeft het anders gedaan, mama? Zij heeft het doosje na het ontbijt namelijk netjes op tafel ­laten liggen, zoals ze altijd alles gewoon op tafel laat liggen. Dát weet ze zeker.

“Maar jij hebt natuurlijk weer eens ­opgeruimd!” Ze zucht. “En je weet niet waar.”

“Ik heb alleen het ontbijt maar afgeruimd”, zeg ik. “Ik heb zeker geen groen doosje gezien.”

“Dat weet jij helemaal niet zeker.”

Mijn dochter kiepert nu de hele vuilniszak in één keer – nogal onbeheerst – om. Ze is het vruchteloze vissen naar het groene doosje duidelijk zat. 

Er rollen lege tomatenblikjes over het trottoir, koffiedrab, oude etensresten, gebruikte maandverbanden. Er komt een bedorven lucht vrij. Ik moet mijn gezicht afwenden om het kokhalzen te stoppen.

“Sst”, fluister ik. “Weet je wel hoe laat het is. We lijken wel aso’s zo.”

Ik schijn haar bij met mijn telefoon. Geen groen doosje te bekennen. Natuurlijk niet. Dat kind is altijd alles kwijt. En dat zal iedereen weten.

Ik had op tijd in bed willen liggen vandaag. Dat lig ik niet. Mijn enige vrije avond heb ik doorgebracht met het monomaan zoeken naar die antibiotica van haar.

Trap op, trap af, la open, la dicht, stamp, stamp, klap, klap, troost, troost.

“Tja, waar zijn die pilletjes nou toch gebleven, hè?” hoor ik mezelf steeds weer liefjes zeggen. “Maar zó hard huilen helpt niet bij het zoeken, hè? Dan zie je ook een stuk minder scherp.”

Het ergste is: zo moeder zo dochter. Mijn 18-jarige weerspiegelt dus míjn schaduw. Dat heb ik intussen geleerd. Wat mijn oudste dochter me van mezelf laat zien, is mijn verborgen kant. Een nogal verwrongen type ben ik. Een overheersende vrouw die werkelijk álle ruimte inneemt met haar eigen chaos. Ik sleur mijn omgeving zonder scrupules mee in mijn val. Als ík moet lijden, zal iedereen lijden. Als ik iets kwijt ben, zal de hele wereld ­ernaar zoeken. De schuldigen, dát zijn de anderen.

Dit gedrag laten wij in de buitenwereld juist helemaal niet zien. In de buitenwereld zijn wij zeer begripvol. Empathisch. Passen wij ons aan. Maar thuis wil ook onze andere kant eindelijk bestaan.

Schrijfster Elke Geurts gaat tweewekelijks op zoek naar de duistere kantjes die zich in haar – en ons aller – schaduw ophouden.

deel deze pagina