EEN ENG MENS

28 juni 2024

Elke Geurts kampt met een cursist die uitspelt hoe geweldig ze vroeger in bed was

We aten pasta en dronken gin-tonics met een zevental schrijvers in IJmuiden. In de boekenkast flakkerden de nepkaarsjes. We hebben al jaren een soort eetclubje. Het is een wonderlijke combinatie van mensen. Wat ons samenbrengt is niet meteen helder, en dát is nou waarschijnlijk precies wat ons verbindt.

“Je boeken zijn eng, naar en griezelig”, zei de beroemde schrijver tegen mij. “Zo bén jij dus gewoon. In het echt.”

“Dus jij vindt mij een eng, naar en griezelig mens?”

“Ja!” zei hij, “dat hele nare zit ín jou”. Hij kneep zijn helblauwe ogen tot ­spleetjes, en keek mij vorsend aan. Ik was bang dat hij nu de  monsterlijke vrouw kon zien die al heel mijn leven in mijn schaduw zit.

Hij ‘ziet’ dingen, volgens mij. Hij beschikt over ‘een bepaald soort intuïtie’. Dat maakt zijn proza ook zo loepzuiver. Hij is van het zeldzame slag dat altijd een rechtstreekse aansluiting lijkt te hebben op zijn ‘schrijfbron’. Of hoe je die raadselachtige, creatieve stroom ook noemt waar je, als je schrijft, in terecht moet zien te komen.

Maar gelukkig zei hij niets over die zombie-achtige vrouw die in mij woont. Op luide toon ging hij door: “Alle mensen die vervelende en nare boeken schrijven, en dan zéggen dat ze dat alleen maar verzónnen hebben, dat ze daar níéts mee te maken hebben, die geloof ik niet. Dat maak je mij niet wijs.”

Zo voerden we een gesprek over allerlei sadistische en wrede personages in de literatuur, die dus eigenlijk afgesplitste deelpersoonlijkheden van de auteur zelf zijn. Al doen we liever alsof onze verbeelding niets over onszelf zegt. Fictie is fictie. Maar, zoals Carl Jung al zegt, dat wat je in je verbeelding (of in je dromen) tegenkomt, zijn afgesplitste stukken van jezelf. Schaduwdelen die je daar ooit hebt weggestopt, en die sindsdien een eigen leven zijn gaan leiden. Ondergronds. Bijna on­afhankelijk. Zoals het monster – met voorgevel en vetschort – in mijn schaduw. Meer lichaam dan geest. Ik noem haar ‘vrouw Linsen’ naar een personage waarover ik twintig jaar geleden een verhaal schreef.

Heel de dag staart die stinkende vrouw naar herhalingen van oude tv-shows als All you need is love en Ron’s Honeymoon Quiz. Wie dicht bij haar komt, wordt meegezogen in haar duizelingwekkende leegte. In het echt lijk ik (nog) niet op vrouw Linsen, maar soms word ik wel dagenlang door haar zwaarte bevangen. Dan kan ik alleen nog bewegingloos voor me uit zitten staren. Ze is een deel van mij, waar ik me maar beter bewust van kan worden. Voor ze me straks haar kutleven betaald zal zetten en beslag op me legt.

In de fictie zijn we vrij. Maar we zouden nog vrijer zijn als we ons niet meer door naargeestige afsplitsingen van onszelf lieten regeren. Dus kijk ik naar vrouw Linsen. Alleen door onze binnenwereld te veranderen kunnen we tenslotte de buitenwereld veranderen.

Dit is de laatste schaduwcolumn van Elke Geurts.

 


 

deel deze pagina